In Jordanië waren we enthousiast over Petra dat al meer dan 2000 jaar staat te gloren. Egypte doet daar nog een schepje boven op. Tempels, obelisken, hiërogliefen, vaak ouder dan 3500 jaar en soms in voortreffelijke staat. Maar eerst de reis naar Egypte. In Jordanië brachten we de laatste nacht in de woestijn door. Dat trok de aandacht, waardoor in de schemering 2 mannen met hun pick-ups naar ons toekwamen. Ze probeerden op vriendelijke wijze ons over te halen om naar hun dorpje te komen. Wij wilden echter onder de woestijnsterren in stilte en rust slapen. Uiteindelijk gingen zij terug naar hun dorpje. Althans, dat was hun bedoeling. De 2e pick-up reed zich echter vast, de 1e was al ver weg. Wij hebben hem losgetrokken en als dank kwam hij daarna nog twee keer terug. Eén keer met thee, dat we buiten op een houtvuurtje maakten en één keer om ter plekke brood te bakken. Met handen, voeten en het Arabische taalgidsje voerden we een gesprek met deze boer die 10 kinderen heeft, waarvan 6 zonen.
Omdat Syrië geen Israëlische stempels in paspoorten wil zien, kunnen we niet gewoon bij Eilat de grens over. Dan zouden we in een half uur (over Israëlisch gebied) van Jordanië naar Egypte zijn gegaan. Nu kost het ons letterlijk 24 uur. Slapen komen we niet aan toe. We varen 3 uur over de Rode Zee, maar de formaliteiten en wachttijden zijn groot. Wat ook niet helpt is dat er steeds onduidelijkheid is over het vertrektijdstip van de boot. Ook een verrassing is dat we de boot cash in Jordaanse Dinars moeten betalen. En daarvoor moeten we 20 km terugrijden om naar een bank te gaan.
Uiteindelijk varen we om middernacht weg, 9 uur later dan eerst gezegd werd. Aan boord kan je nergens slapen, overal is herrie. En er moeten al aan boord Egyptische formaliteiten voor visum en invoer BraVo geregeld worden. Zodra we van de boot afkomen, worden we opgevangen door en begeleider. Die loodst ons in 4 uur tijd langs alle loketten. Dan hebben we onze visa, is de auto ingevoerd en verzekerd en hebben we Egyptisch nummerplaten op de auto.
De dag nadat we in Egypte aankwamen, zijn we meteen maar de Sinaï-berg van Mozes gaan beklimmen. Om daar de zonsopkomst te zien, moet je om 2 uur ’s nachts opstaan. Zeer de moeite waard. Daarna is het tijd voor even wat rust en wat bijslapen. Dat doen we in de Blauwe Vallei. Een Vlaamse kunstenaar heeft hier in 1981, toen de Sinaï in Israëlische handen was, grote rotsblokken blauw geschilderd als teken van vrede. Vreedzaam proberen wij hier een tukje te doen.
Al snel krijgen we bezoek van twee vrouwen, die zeker niet verlegen zijn. Ze willen wat drinken, ze willen wat eten, ze willen op de foto, ze willen door de verrekijker kijken naar hun geiten. Aan veel wensen kunnen we voldoen. Zo nu en dan rent er één even weg om de geiten weer bij elkaar te drijven. Als het schemerig wordt, gaan ze naar huis. Cock kan dan nog even snel een rondje rennen langs de andere blauwe blokken.
In Suez verlaten we Azië en rijden Afrika binnen. We rijden nu aan de andere kant van de Rode Zee verder naar het zuiden. De kust is afwisselend in gebruik door industrie (vooral olie) en toeristenressorts. Wij vinden slechts één keer een plekje aan zee. Deze kust is een waar paradijs voor duikers en snorkelaars.
We verlaten de kust en gaan via de oostelijke woestijn naar de Nijlvallei. We proberen dat via pistes (onverharde woestijnwegen) te doen, maar de politie houdt ons tegen. We zouden een permit en een gids moeten hebben. We geloven het niet en gaan dan eerst maar via asfalt de woestijn in. Een paar honderd kilometer verder gaan we wel de woestijn in. Geen enkel probleem. Weliswaar vinden we onze bestemming, een Romeinse steengroeve waar de Romeinen via slavenarbeid hun granieten kolommen vandaan haalden, niet. We hebben wel een leuke rit. Wegwerkers helpen ons nog met zoeken, ook dat levert geen steengroeve op, wel veel thee, eten en gezelligheid.
Na de rust van de woestijn is het even wennen aan de drukte van de Nijlvallei. Het is wel fijn om zoveel groen te zien en om weer meer keuze te hebben in groente en fruit. Ook fijn is dat na meer dan 10 jaar nu het convooirijden in de Nijlvallei plotseling is afgeschaft. Het was ingesteld nadat moslimextremisten toeristen als doelwit hadden gekozen. We kunnen nu dus vrij rondreizen. Wel is om de paar kilometer een politiepost, maar die laten ons soepel door. We gaan naar de Koningsvallei. De oude Egyptenaren lieten zich hier in pracht en praal begraven om zo van het eeuwige leven aangenaam te kunnen genieten. Het beroemdste graf in deze vallei is dat van Toetanchamon, maar de schatten er van liggen in Caïro. Gaan we later heen.
Tempels zijn er in de oude hoofdstad van Egypte, Thebe (nu Luxor) natuurlijk veel. Vele hebben een gelijksoortige vorm. Hoe dieper je de tempel in komt, hoe heiliger het wordt. Je komt altijd binnen via de eerste pyloon. Een zeer indrukwekkende poort waarop aan de buitenkant te zien is wie de tempel heeft gebouwd en aan wie die gewijd is. Het is, zeker voor ons, tamelijk ingewikkeld om alle figuren te herkennen. Farao’s zijn afgebeeld, goden zijn er te zien. Soms op verschillende wijzes afgebeeld, met een mengvorm van menselijke en dierlijke elementen. Egyptologie is niet voor niets een studie van zes jaar. Roelien bestudeert op de foto de hiërogliefen op de kolommen van een tempel van Ramses de derde.
Ook in Thebe staat de tempel van Karnak. Eigenlijk is dat geen tempel, maar een gigantische verzameling van heiligdommen, pylonen en obelisken die ten dienste stonden van de Thebaanse goden en de farao’s. Dankzij de hiërogliefen weten we dat de priesters van Karnak de beschikking hadden over 81.000 werkers, 421.000 stuks vee, 65 steden, 83 schepen en een enorme hoeveelheid vruchtbaar land. Dit geeft wel iets aan van de, ook economische, macht die de priesters hadden. En dat was dan ook de macht die de Farao Ramses de tweede in deze tijd had.
Nu we toch met economie bezig zijn: Egypte verdient met het Suez-kanaal 1 miljard dollar per jaar, maar het toerisme is nog belangrijker. Een stad als Luxor draait voor 85% op de miljoenen toeristen. Dat is niet zo gek, want het toerisme is in Egypte uitgevonden. De Grieken en de Romeinen kwamen al als bewonderaars naar Egypte en vanaf de 18e eeuw stromen de Europeanen steeds massaler toe. Het is dus niet zo vreemd dat ook de toeristenpolitie een massale organisatie is, die het de toeristen zo goed mogelijk naar de zin wil maken. En ons vinden ze, geloven wij, wel heel bijzonder. Zeker als Roelien rijdt!