Piramides, Cairo en Sinaï

Onze laatste week in Egypte zit vol met indrukken. Zo vol zelfs dat we merken dat we even piramidemoe waren, en ook een periode kenden van een overdosis farao’s. Na de weldadige rust van de woestijn werden we eerst overdonderd door de verkeerschaos van Noord-Egypte. Om jullie niet te verontrusten zullen we daar niets over vertellen en zeker geen bijpassende foto’s van laten zien.

De piramides van Giza zijn de grote trekkers. Te midden van busladingen toeristen in alle soorten en maten struinden wij ook rond. Om de drukte een beetje te ontlopen, klauterden we een heuvel op. Bovenop was een politiepost en goed uitzicht. We kregen er thee aangeboden, moesten de politiekamelen aaien en kregen de automatische wapens gedemonstreerd (die overigens schietklaar waren met 25 scherpe patronen er in, 7.64 mm voor de kenners).

De koningskamer van de Grote Piramide hebben we ook bezocht. Weliswaar is binnen weinig te zien, maar we wilden toch graag zien waar farao Cheops de grens tussen het aardse leven en het eeuwige leven in het hiernamaals overstak, dan wel dacht te kunnen oversteken. Ondertussen hadden al 248 mensen die ochtend de grote piramide van binnen gezien. Er mochten er 250 in en wij waren dus de laatste twee.

Om de drukte even achter ons te laten gaan we andere piramides bekijken. De piramide van Djoser is de eerste aanzet tot het bouwen van een piramide. Hij heeft een trapvorm. Op zoek naar een geschikt plekje voor de nacht belandden we naast de zogenaamde knikpiramide van Djansoer. Te steil begonnen stelde men de hellingshoek bij. Om precies te zijn van 55 naar 43 graden. Hier zijn wij de enige bewonderaars.

In Caïro hebben we uiteraard het Egyptische museum met een bezoek vereerd. Hier is het meest complete overzicht van ruim 3000 jaar Egyptische farao-geschiedenis en de bijbehorende 170 heersers te zien. Jammer is dat we daar niet mochten fotograferen. Vandaar een plaatje uit een boek.

Een farao die slechts 9 jaar geheerst heeft, is desondanks heel beroemd geworden. Het is Toetanchamon. Zijn bekendheid heeft hij te danken aan zijn vrijwel ongerepte graf dat in 1922 werd ontdekt. De hele grafkamer was nog gevuld met enorm veel schatten. Van zijn gouden gezichtsmasker tot de attributen die hem een genoegzaam leven in het hiernamaals moesten geven. Op zo’n moment beseffen wij ook weer dat slechts 1% van de toenmalige bevolking zich dit soort zaken kon veroorloven en dat de andere 99% nodig was om de tombes te maken, piramides te bouwen en sieraden te vervaardigen.

Onze laatste (we gaan niet naar het hiernamaals, maar naar Jordanië) dagen in Egypte brengen we in een prikkelarme omgeving door.

In de Sinaï gaan we een kloof bezoeken.

Eerst is er een brede kloof waarin allerlei kleuren steen elkaar afwisselen.Vervolgens kom er een smalle kloof waar we doorheen wandelen.

Als toetje van deze dag gaat Cock dezelfde kloof nog even hardlopend door. Hij daagt daarbij de eigenaar van het restaurantje – Achmed – uit.

Die gaat op teenslippers mee. Via een nog smallere kloof gaat de weg terug. Als een aap gaat Achmed over de rotsen omhoog. Cock kan hem met veel moeite volgen.

Tweede helft

Deze reis zal “Inshallah“ zo’n 100 dagen duren. De eerste helft zit er nu op. Een goed moment voor reflectie. We denken weinig aan Nederland. Dat bleek een paar weken geleden toen we per telefoon met onze huisoppasser contact hadden. Het gesprek ging over de reis en over (politieke) koetjes en kalfjes. Aan het eind zei onze huisvriend dat alles OK was met ons huis, ook in de vorstperiode geen problemen.Oh ja, ons huis in Breukelen, dachten we.

Misschien denken jullie ook wel, die Cock en Roelien reageren nooit op de reacties op het weblog of op e-mails.Inderdaad schrijven we zelden iets terug. Komt ook door de beperkte tijd of verbindingssnelheid in internetcafés. Maar we praten er wel samen over. We vinden het leuk als we een bericht van herkenning krijgen, zoals bij de invoer van de BraVo in Egypte, of als we restauranttips (Luxor) krijgen. En natuurlijk waarderen we jullie aandacht. Dat moedigt ons aan om teksten te blijven schrijven en om de mooiste foto’s te selecteren. Sukran! (bedankt!).

We merken ook dat we de Nederlandse dagelijkse beslommeringen totaal niet missen. We beseffen wel dat 3 maanden gewoon te kort is om het Midden-Oosten en haar inwoners goed te gaan begrijpen. We proeven er aan, we ruiken. En het smaakt zeker naar meer. De tweede helft is dus begonnen! Blijven jullie meereizen?

Tourist Police

In een vorige weblogbericht juichten we dat de convooien afgeschaft waren. Dat is niet helemaal waar, bleek 2 uur na het plaatsen van dat bericht. Aan de andere kant van de Nijl, de westkant, gelden blijkbaar andere regels. Er zijn hier sowieso veel minder toeristen, zeker met eigen vervoer. Maar er zijn wel veel politiemensen, met name het korps van de Tourist Police is zeer groot. We begrijpen ondertussen dat niet het bewaken van de veiligheid de belangrijkste taak is, maar dat de creatie van werkgelegenheid belangrijker is.

In Assuan hebben we er wel wat last van, want het kost vrij veel tijd om ons te laten registreren voor het convooi naar Abu Simbel. De laatste stap in het hele gebeuren kunnen we pas om 8 uur ’s avonds doen. De agent die de papieren aan elkaar moet nieten was namelijk weg. Althans, wij denken dat dat de reden was. Jammer is dat we nu in de stad moeten slapen, want om 3 uur ’s nachts moeten we ons melden. En inderdaad vertrekken we om tien voor ’s morgens richting Abu Simbel. Al snel is er van een convooi geen sprake meer. Iedereen haalt iedereen in, we zien nergens een meerijdende politie-auto, laat staan dat er sprake is van een goede bewapende escorte. Overigens heeft niemand ons uit kunnen leggen tegen welk gevaar dit convooi ons moet beschermen. Vrij spoedig rijden we alleen. We rijden gewoon rustig, doen onderweg een koffiestop en komen minstens 2 uur later aan dan de rest van het convooi. Niemand die er iets van zegt, ook niet als we in Abu Simbel weer geregistreerd worden.

We gaan eens testen wat er gebeurt als we meer dan een dag later terugkomen. Vanaf Abu Simbel nemen we ˜stiekem” en andere weg terug. Meer de woestijn in en deels langs de kust van het Nassermeer. Het is in ieder geval een stuk leuker rijden. Soms lopen de zandduinen door over de weg. Eén keer moeten we zelfs de BraVo uitgraven op de weg.

We bezoeken een tempel die verder alleen bezocht wordt vanaf het water door toeristen op de cruiseschepen. Als landbezoeker worden we wat vreemd aangekeken, maar krijgen wel een kopje thee. We blijven rustig aan doen en zoeken een mooi plekje voor de nacht. Een goede gelegenheid om ons zonnezeil eens te testen. Op de foto ziet dat er leuk uit, maar met de wind die wij erbij hadden, was het geklapper van het zeil wat irritant. Dus maar weer snel opgeruimd. En inderdaad: de Tourist Police keek de dag erna wel vreemd op, zette ons aan de kant en ging bellen. Vijf minuten later konden we gewoon door. Wat een vrienden toch bij de Tourist Police! Nog één anekdote dan. Soms zit Roelien alleen in de cabine. Cock zit dan achterin – uit zicht – te schrijven, te lezen, de was te doen, aardappelen te schillen. Dan ontstaat er verwarring. Totdat Roelien de gewenste antwoorden geeft: 2 personen, Holland, 8162.

Eindelijk woestijn

Dank voor jullie reacties op onze Mozesvragen. Zelf waren we er ondertussen al achter dat Mozes en zijn volk waarschijnlijk door Ramses II achterna werd gezeten. Ramses II was farao van 1279 tot 1213 voor Christus. Dit werd ons duidelijk toen we Abu Simbel bezochten. Die tempel is namelijk door en voor hem gebouwd. Bescheidenheid kan hem niet verweten worden. Hij liet zichzelf vier keer als een 20 meter hoog standbeeld in de rotsen uithakken. Dat wij dit nu nog kunnen zien is te danken aan een reddingsactie van Unesco. Anders had deze tempel nu onder water in het Nasserstuwmeer gelegen. Nu is de tempel weer opgebouwd in een kunstmatige betonnen berg die bekleed is met de stenen van de oorspronkelijke berg. Zelfs de richting is overgenomen zodat een paar beelden die binnen staan precies op 22 februari en 22 oktober zonnestralen ontvangen.

We proberen te ontsnappen aan het convooi (daarover in een volgend weblog meer) en verlaten de hoofdroute. We zitten op het zuidelijkste puntje van onze reis en dat is al onder de Kreeftskeerkring (zo heet de Tropic of Cancer toch in onze moerstaal?). Dat is dus ook volop woestijn.

Een vreemde eend in de bijt is hier dan ook het Nassermeer. Een gigantisch stuwmeer van 500 km lang en gemiddeld 10 km breed. Zonder de stuwdam van dit meer zou elk jaar een groot deel van Egypte overstromen, zou de landbouw op de huidige schaal niet mogelijk zijn en zou Egypte 60% van zijn elektriciteit missen. Niet gek dus dat de Egyptenaren trots zijn op dit meer. Er is zoveel water in het meer dat Egypte nu aan een nieuw megaproject werkt. Voor 66 miljard dollar worden kanalen en irrigatiesystemen aangelegd. Uiteindelijk moet dat voedsel en leefruimte opleveren voor 6 miljoen nieuwe woestijnbewoners.

Sommigen van jullie riepen voor ons vertrek: zolang de woestijn in, dat is saai. We probeerden toen al uit te leggen dat je vele soorten woestijn hebt, maar ook dat de langdurige beleving van absolute stilte en duisternis iets is dat niet onder woorden te brengen is. En tsja, dat lukt dan ook niet in een weblog! Brengt de foto van sikkelduinen jullie nu ook tot rust?

Rust is ook niet de goede omschrijving. Het geeft juist energie. Vandaar dat Cock regelmatig gaat hardlopen in de woestijn of zoals hier hard de duinen oploopt. Bij elke stap die je omhoog loopt, glij je weer voor 80% terug. En dat is dus leuk! De helling die je hier ziet loop je in 7 stappen af en in 50 stappen op.

In een ander woestijngebied, met natuurlijk andere duinen, maar vooral ook veel bergen, maken we een lange wandeling. We willen van bovenaf de zonsondergang zien. Het wordt een stevige tippel, maar de beloning mag er wezen. In stilte zien we op de kam van de duinen de zon achter de bergen verdwijnen. Met de bijna volle maan wandelen we daarna weer terug naar de BraVo.

Over de BraVo gesproken: ook die heeft het soms zwaar. Meestal lukt het wel om met voldoende snelheid over het zand te rijden. Dan is er geen tijd om weg te zakken. Als echter de snelheid te laag is, het zand te los of de helling omhoog te groot, dan gaat het niet meer. Dan springen we uit de auto en brengen de bandenspanning omlaag van 5 bar naar 2 bar. Het ziet er niet uit die halflege banden, maar de tractie in het zand is dan weer uitstekend.

En met die zachte banden komen we vervolgens weer op plekken, waarvan men zei dat we daar helemaal niet konden komen. Mooi wel dus. En zo staan we weer op een mooie plek waar we niemand zien of horen. Deze keer op de foto een zonsopkomst. We staan meestel een half uur voordat de zon opkomt op.

Toch eens kijken of we jullie van dat saaie beeld af kunnen helpen. We zitten nu een week in de woestijn en zijn nog lang niet uitgekeken. De Witte Woestijn is ook weer zo’n mooie bijzondere woestijnvorm. De witte kalksteen is door de wind en de schurende werking van het woestijnzand vervormd tot allerlei grillige figuren. Met wat fantasie zie je er beesten en bomen in.

Komen we nog wel eens mensen tegen? Jazekers, met name in de oasen. In El Qasr werden we zo enthousiast ontvangen door een groep kinderen dat die de camera van Cock begonnen te gebruiken om van zichzelf foto’s te maken. Eén resultaat zie je hier.

Help ons met Mozes

We hebben deze reis het leven van Mozes in omgekeerde volgorde meegemaakt. We zijn eerst op de berg Nebo geweest waar Mozes op 120-jarige leeftijd stierf. We beklommen daarna de berg Sinaï waar Mozes de tien geboden ontving, we hebben een stek van de brandende braamstruik gezien van waaruit God tot Mozes sprak en tenslotte stonden we langs de Nijl waar Mozes in een rieten mandje te vondeling was gelegd.

Mozes is zowel voor de Christenen, de Joden en de Moslims een belangrijke figuur.

aar hoe zit het nou precies? Voor de Moslims is Mozes een profeet, is hij dat ook voor de Christenen?

De rechtsgeleerden die de Koran bestuderen, delen de uitspraken in het heilige boek in als waar of als vals.

De ware uitspraken krijgen vervolgens een classificatie van geldig, zwak of twijfelachtig. Net als Paulus op de foto weten wij het ook even niet.

En nu hebben we jullie hulp nodig. We hebben namelijk nog allerlei vragen over Mozes.

(1) Hoe kwam hij eigenlijk in zijn mandje in de Nijl terecht? (2) Werd hij echt 120 jaar? (3) Spleet hij echt de Rode Zee? (4) Werd ondrinkbaar bronwater drinkbaar door het planten van een boom in de bron? (5) Wanneer leefde Mozes eigenlijk? (6) Wat zijn de verschillen in de verhalen in de Koran, de Bijbel en de Tora over Mozes?

Via “reageren” op dit weblog kan je ons helpen. Reageer vooral ook op reacties van anderen!

Egypte, Sinaï en de Nijl

In Jordanië waren we enthousiast over Petra dat al meer dan 2000 jaar staat te gloren. Egypte doet daar nog een schepje boven op. Tempels, obelisken, hiërogliefen, vaak ouder dan 3500 jaar en soms in voortreffelijke staat. Maar eerst de reis naar Egypte. In Jordanië brachten we de laatste nacht in de woestijn door. Dat trok de aandacht, waardoor in de schemering 2 mannen met hun pick-ups naar ons toekwamen. Ze probeerden op vriendelijke wijze ons over te halen om naar hun dorpje te komen. Wij wilden echter onder de woestijnsterren in stilte en rust slapen. Uiteindelijk gingen zij terug naar hun dorpje. Althans, dat was hun bedoeling. De 2e pick-up reed zich echter vast, de 1e was al ver weg. Wij hebben hem losgetrokken en als dank kwam hij daarna nog twee keer terug. Eén keer met thee, dat we buiten op een houtvuurtje maakten en één keer om ter plekke brood te bakken. Met handen, voeten en het Arabische taalgidsje voerden we een gesprek met deze boer die 10 kinderen heeft, waarvan 6 zonen.

Omdat Syrië geen Israëlische stempels in paspoorten wil zien, kunnen we niet gewoon bij Eilat de grens over. Dan zouden we in een half uur (over Israëlisch gebied) van Jordanië naar Egypte zijn gegaan. Nu kost het ons letterlijk 24 uur. Slapen komen we niet aan toe. We varen 3 uur over de Rode Zee, maar de formaliteiten en wachttijden zijn groot. Wat ook niet helpt is dat er steeds onduidelijkheid is over het vertrektijdstip van de boot. Ook een verrassing is dat we de boot cash in Jordaanse Dinars moeten betalen. En daarvoor moeten we 20 km terugrijden om naar een bank te gaan.

Uiteindelijk varen we om middernacht weg, 9 uur later dan eerst gezegd werd. Aan boord kan je nergens slapen, overal is herrie. En er moeten al aan boord Egyptische formaliteiten voor visum en invoer BraVo geregeld worden. Zodra we van de boot afkomen, worden we opgevangen door en begeleider. Die loodst ons in 4 uur tijd langs alle loketten. Dan hebben we onze visa, is de auto ingevoerd en verzekerd en hebben we Egyptisch nummerplaten op de auto.

De dag nadat we in Egypte aankwamen, zijn we meteen maar de Sinaï-berg van Mozes gaan beklimmen. Om daar de zonsopkomst te zien, moet je om 2 uur ’s nachts opstaan. Zeer de moeite waard. Daarna is het tijd voor even wat rust en wat bijslapen. Dat doen we in de Blauwe Vallei. Een Vlaamse kunstenaar heeft hier in 1981, toen de Sinaï in Israëlische handen was, grote rotsblokken blauw geschilderd als teken van vrede. Vreedzaam proberen wij hier een tukje te doen.

Al snel krijgen we bezoek van twee vrouwen, die zeker niet verlegen zijn. Ze willen wat drinken, ze willen wat eten, ze willen op de foto, ze willen door de verrekijker kijken naar hun geiten. Aan veel wensen kunnen we voldoen. Zo nu en dan rent er één even weg om de geiten weer bij elkaar te drijven. Als het schemerig wordt, gaan ze naar huis. Cock kan dan nog even snel een rondje rennen langs de andere blauwe blokken.

In Suez verlaten we Azië en rijden Afrika binnen. We rijden nu aan de andere kant van de Rode Zee verder naar het zuiden. De kust is afwisselend in gebruik door industrie (vooral olie) en toeristenressorts. Wij vinden slechts één keer een plekje aan zee. Deze kust is een waar paradijs voor duikers en snorkelaars.

We verlaten de kust en gaan via de oostelijke woestijn naar de Nijlvallei. We proberen dat via pistes (onverharde woestijnwegen) te doen, maar de politie houdt ons tegen. We zouden een permit en een gids moeten hebben. We geloven het niet en gaan dan eerst maar via asfalt de woestijn in. Een paar honderd kilometer verder gaan we wel de woestijn in. Geen enkel probleem. Weliswaar vinden we onze bestemming, een Romeinse steengroeve waar de Romeinen via slavenarbeid hun granieten kolommen vandaan haalden, niet. We hebben wel een leuke rit. Wegwerkers helpen ons nog met zoeken, ook dat levert geen steengroeve op, wel veel thee, eten en gezelligheid.

Na de rust van de woestijn is het even wennen aan de drukte van de Nijlvallei. Het is wel fijn om zoveel groen te zien en om weer meer keuze te hebben in groente en fruit. Ook fijn is dat na meer dan 10 jaar nu het convooirijden in de Nijlvallei plotseling is afgeschaft. Het was ingesteld nadat moslimextremisten toeristen als doelwit hadden gekozen. We kunnen nu dus vrij rondreizen. Wel is om de paar kilometer een politiepost, maar die laten ons soepel door. We gaan naar de Koningsvallei. De oude Egyptenaren lieten zich hier in pracht en praal begraven om zo van het eeuwige leven aangenaam te kunnen genieten. Het beroemdste graf in deze vallei is dat van Toetanchamon, maar de schatten er van liggen in Caïro. Gaan we later heen.

Tempels zijn er in de oude hoofdstad van Egypte, Thebe (nu Luxor) natuurlijk veel. Vele hebben een gelijksoortige vorm. Hoe dieper je de tempel in komt, hoe heiliger het wordt. Je komt altijd binnen via de eerste pyloon. Een zeer indrukwekkende poort waarop aan de buitenkant te zien is wie de tempel heeft gebouwd en aan wie die gewijd is. Het is, zeker voor ons, tamelijk ingewikkeld om alle figuren te herkennen. Farao’s zijn afgebeeld, goden zijn er te zien. Soms op verschillende wijzes afgebeeld, met een mengvorm van menselijke en dierlijke elementen. Egyptologie is niet voor niets een studie van zes jaar. Roelien bestudeert op de foto de hiërogliefen op de kolommen van een tempel van Ramses de derde.

Ook in Thebe staat de tempel van Karnak. Eigenlijk is dat geen tempel, maar een gigantische verzameling van heiligdommen, pylonen en obelisken die ten dienste stonden van de Thebaanse goden en de farao’s. Dankzij de hiërogliefen weten we dat de priesters van Karnak de beschikking hadden over 81.000 werkers, 421.000 stuks vee, 65 steden, 83 schepen en een enorme hoeveelheid vruchtbaar land. Dit geeft wel iets aan van de, ook economische, macht die de priesters hadden. En dat was dan ook de macht die de Farao Ramses de tweede in deze tijd had.

Nu we toch met economie bezig zijn: Egypte verdient met het Suez-kanaal 1 miljard dollar per jaar, maar het toerisme is nog belangrijker. Een stad als Luxor draait voor 85% op de miljoenen toeristen. Dat is niet zo gek, want het toerisme is in Egypte uitgevonden. De Grieken en de Romeinen kwamen al als bewonderaars naar Egypte en vanaf de 18e eeuw stromen de Europeanen steeds massaler toe. Het is dus niet zo vreemd dat ook de toeristenpolitie een massale organisatie is, die het de toeristen zo goed mogelijk naar de zin wil maken. En ons vinden ze, geloven wij, wel heel bijzonder. Zeker als Roelien rijdt!

Dagelijkse leven

Hier in het Midden-Oosten gaan natuurlijk veel dingen anders dan wij thuis gewend zijn.

Hele gewone activiteiten kosten hier soms veel tijd en energie.

Zo hebben we half Damascus doorkruist om een geldautomaat te vinden die onze passen accepteerde. Op zich is dat niet zo erg, want ondertussen zie je ook iets van de stad.

En je merkt hoe behulpzaam de mensen zijn. Regelmatig loopt een bankbediende met ons mee om een volgende “concurrerende“ bank te wijzen die wellicht wel onze pas slikt.

Boodschappen doen is eenvoudig. Je koopt gewoon dat wat er is. In de Jordaanvallei is er voldoende groente en fruit. We hebben een kookboek voor het Midden-Oosten bij ons, dus we eten bijvoorbeeld aubergine met een saus van groenten en eieren, met daarbij yoghurt met knoflook en peterselie. Verse melk en kaas is moeilijker te vinden. De kunst is om de processed cheese (fabriekssmeerkaas) te veraangenamen met pinda’s, stukjes worst of tahin.

Dagelijks hebben we te maken met de Tourist Police. Vooral in de buurt van bezienswaardigheden zijn ze zeer behulpzaam met het aanwijzen van een goede parkeerplek, maar ook bieden ze vaak een overnachtingsplek aan. Bij de grens met Israël en uitzicht op de Golan Hoogvlakte wezen ze ons een plek aan midden op de Romeinse site van Umm Qais. Via camera’s konden ze ons in de gaten houden. En wij hadden zo de mogelijkheid om mooie foto’s van de zonsondergang boven het Meer van Tiberias (ook wel Meer van Galilea) te maken.

Een andere overnachtingsplek was in de stilte van de bergen bij Es Sil. Via een steile bochtige afdaling kwamen we op de bodem van een ravijn. Hiervandaan hebben we een wandeling gemaakt naar een top waar al duizenden jaren geleden – ten tijde van Jacob uit de Bijbel – mensen woonden. Bij terugkeer van de wandeling bleek dat we buren hadden! De eerste reizigers die we deze reis zien die ook met eigen vervoer zijn. Het zijn Zwitsers die in een jaar of twee naar Kaapstad gaan. Kijk verder maar eens op www.thegreensprinter.ch om te zien hoe ver Heiri en Laura ondertussen zijn.

In ons dagelijks leven komen we ook regelmatig de koninklijke familie tegen. Met name de foto’s van Koning Hussein en zijn opvolger Koning Abdellah de tweede hangen overal. Zeker Koning Hussein was zeer populair bij zijn volk. Als hij opriep tot kalmte, dan werd het ook rustig. Zijn zoon Abdellah moet die rol nog veroveren.

Het toerisme zit deels nog in een dip van nine-eleven, deels is het nu het rustige seizoen en verder werken de ontwikkelingen rond de Gazastrook niet mee om alle werknemers in de toeristenbusiness van een fatsoenlijk inkomen te voorzien. Zo gek is het dus niet dat op sommige plekken tientallen mensen een poging doen om ons souvenirs te laten kopen, van een gids gebruik te laten maken of ons sjalen te verkopen die helpen tegen stof, zon, kou en uitdroging. Net zoals de contacten met winkeliers en zwaar bewapende soldaten bij check points eindigt zo’n gesprek altijd met de woorden ˜Welcome to Jordan!”

Zuilen

Jerash en Petra zijn in Jordanië de belangrijkste archeologische plaatsen. Voor ons een mooi vervolg op soortgelijke bezoeken in Syrië. We beginnen met Jerash. De eerste paar honderd jaar kon deze stad zich zelfstandig ontwikkelen. In 106 na Christus reorganiseerden de Romeinen dit gebied en plaatsten het onder Romeins bestuur. Meteen werd de stad ook aangepast. De Romeinen bouwden een groot Hippodroom waar wagenrennen werden gehouden. Nu worden die nagespeeld voor maximaal 500 toeschouwers. Oorspronkelijk konden er 15.000 mensen kijken.

Rond het centrale ovaalvormige plein staat een indrukwekkende hoeveelheid pilaren. Hiervandaan lopen de belangrijkste wegen naar de tempels, de theaters en natuurlijk naar de badhuizen. Aangezien Jerash op een helling is gebouwd, moest er een list bedacht worden voor de hoogten van de zuilen. De zuilen dienen namelijk ook als voorkant van gebouwen. De Zuilen worden bergopwaarts steeds iets korter, zodat er toch een plat dak gemaakt kan worden. Voor het volgende gebouw worden de zuilen dan ineens 2 meter hoger. Pas als je het ziet, ga je het doorhebben.

Zuilen zijn vaak wel fotogeniek.

Vandaar dit plaatje van een groep zuilen bij de Joodse synagoge.

Als we dan toch bezig zijn christelijke elementen in een islamitisch land, laten we dan eens kijken naar de tekst van Deuteronomium 34, vers 1 tot 8. Wellicht als overbodige herhaling: Mozes gaat vanuit de steppen de berg Nebo op, waar God hem het beloofde land wijst. Mozes zal zelf het beloofde land niet ingaan, maar sterft op de berg op 120-jarige leeftijd.

Wij beklimmen ook de berg Nebo en zien ook het beloofde land. We zitten hier vlakbij Jeruzalem, Jericho. Bethlehem en al die andere bekende plaatsen uit de Bijbel. De beloofde rust is helaas nog steeds niet te vinden in dit gebied.

Jordanië is een fantastisch bergwandelland. Letterlijk op alle niveaus kan je er wandelen. We hebben vlak bij de Dode Zee een berg beklommen en stonden op de top nog steeds 120 meter onder zeeniveau. De Dode Zee ligt dan nog 280 meter lager en is met zijn -400 meter het laagste punt op aarde. Verder hebben we ook in de kurkdroge bergen van West-Jordanië gewandeld. Dan zit je op een hoogte van zo’n 1500 meter. De mooiste bergen – die in de zandwoestijn van Wadi Rum- bewaren we voor over een maandje, als we weer terug zijn in Jordanië om samen met Cock’s nichtje Saskia de rest van het land gaan verkennen.

Tot slot nog even terug naar wat zuilen. Deze keer geen gebouwde zuilen, maar uitgehakte zuilen. In Petra staan geen gebouwde tempels en tomben, maar zijn in de zachte steen complete gebouwen uitgehakt. Vooral de voorkanten, de façades, zijn vaak enorm groot en heel fraai. Wij genieten er van door er ’s avonds heen te gaan. Duizenden kaarsen verlichten dan de Al-Khazneh (ook wel Treasury), er spelen muzikanten en er is een verhalenverteller.

Het is moeilijk om je een voorstelling te maken van de grootte van de Al-Khazneh. Wat heb je aan getallen? Wat zegt het je als wij roepen dat de façade 43 meter hoog is en 30 meter breed? Je moet het gewoon gezien hebben. Mocht je dus een keer in de buurt zijn, en dat is ook Egypte en Israël, ga er dan minstens een dag heen. Het is echt verbazingwekkend hoe deze 2000 jaar oude geniaal gebeeldhouwde werken oorlogen en aardbevingen doorstaan hebben.

Oud Syrië

Syrië beroept zich er op dat zij de oudste steden ter wereld hebben. Dat doen echter wel meer landen. We gaan het allemaal eens onderzoeken. We beginnen met Qalaat Samaan. Dat is niet echt oud, pas 1500 jaar. Hier woonde een zeer vroom mens, Simeon (Samaan) genoemd. Hij wilde in eenzaamheid leven, maar steeds meer pelgrims wilden door hem gezegend worden. Het werd zo druk dat er allerlei pelgrimhotels gebouwd moesten worden. Na zijn dood verrees hier de toen grootste kerk op aarde, bestaande uit vier gekoppelde basilieken.

Aleppo, ook wel Haleb, claimt de langst bewoonde stad ter wereld te zijn. Er zijn bewijzen dat dat inderdaad al bijna 4000 jaar het geval is en wellicht zelfs al 8000 jaar. Uiteraard heeft de stad het nodige meegemaakt. Verschillende keren gewoon verwoest door oorlog, maar ook een paar keer door aardbevingen. Aleppo heeft zowel christelijke als islamitische bloeitijden meegemaakt. Sinds de Kruisridders verdreven zijn, is het een moslimstad. Een groot deel van de geschiedenis heeft zich afgespeeld rond de citadel. Die vereren we dan ook met een langdurig bezoek.

Serjilla is één van de honderden dode steden in Syrië. Ook deze stad is gesticht in de christelijke Byzanijnse tijd. Waarschijnlijk is Serjilla al een eeuwtje of 15 verlaten. Waarom is onbekend. Het is plezierig rondstruinen op de site. Het is weer lekker rustig. Nergens hekken, touwen, kettingen of bewakers. Wel vrouwen die hier hun schapen hoeden. We klauteren op gebouwen van twee verdiepingen hoog en bekijken hoe vernuftig de verdiepingsvloer gemaakt is. Boven de deuren zitten allemaal versieringen, maar wat die betekenen, daar komen we niet achter. Maar we hoeven ook niet alles te weten.

Ook best wel oud is Apamea. Gesticht in de derde eeuw VC en kende ooit een bevolking van 500.000 zielen. Nu is het vooral bekend omdat het een zeer lange noord-zuid hoofdweg (Cardo) heeft van wel twee kilometer. Bijzonder is dat een groot deel van de 1200 pilaren langs de Cardo er nog (beter: weer) staan. Om de drie meter staat er één. Ook hier hebben we het rijk weer alleen. Even afgezien van wat op brommertjes rondscheurende verkopertjes. We brengen de nacht met zicht op de pilaren door.

Als je dit alles zo leest, dan denk je misschien dat we gewoon van de ene naar de andere bezienswaardigheid rijden. Dat is zeker niet het geval. Voor de Tomtom bestaan geen kaarten van dit land, de kaart die we hebben kent gelukkig wel GPS-coördinaten. Eerst meten we nauwkeurig op welke coördinaten bij ons reisdoel horen en dan proberen we daarheen de weg te vinden. Zeker als we binnendoor rijden over kleine weggetjes, moeten we vaak de weg vragen. Soms rijden we over onverharde wegen, soms komen we een bergrug niet over en altijd gaan het erg langzaam. De beloning zijn de mooie uitzichten op het landschap en de – weliswaar vluchtige – leuke contacten met de bevolking.

We zijn toe aan een natuurdag. We rijden naar het berggebied in de grensstreek met Libanon. Ons doel is om te wandelen naar een berg-zonder-naam van 2508 meter. Ook hiervan hebben we geen wandelkaart en we lopen op GPS. Verdwalen in dit kale landschap zal toch wel niet gebeuren. We zien nu van dichtbij dat op elke plek waar de grond te bewerken is en waar het vlak genoeg is, dat er boomgaarden aangelegd worden. Er zit nog geen blad of vrucht aan de bomen, dus we weten niet of we hier met olijfbomen, vijgenbomen en wellicht kersenbomen te maken hebben.

Naarmate we hoger komen, neemt de sneeuw toe. We moeten zelfs een sneeuwveldje oversteken waarin we enkeldiep in de sneeuw lopen. Maar verder overheerst het kale en dorre landschap.

De zon zorgt voor een aangename temperatuur en we genieten van deze rustige wandeling.

Tot slot nog een opmerking over auto’s. De BraVo heeft hier veel broertjes en zusjes. Het barst hier van ons soort Mercedessen. En ook andere leeftijdsgenootjes komt de BraVo volop tegen. En soms zelfs nog oudere generaties.

De Syriër

We hebben tot nu toe een aantal verschillende typen Syrië’s ontmoet. Aan de grens Turkije-Syrië werden we ontvangen door Syrische overheidsdienaren. Ze deden op deze vrijdag (hun rustdag) alles om het ons naar de zin te maken. De bureaucratische regels schreven wel voor dat we een tiental loketten moesten bezoeken, maar regelmatig kregen we daar dan iets te drinken of te eten. We mochten er zelfs foto’s van maken. Vooral dat laatste vonden we heel bijzonder, want de regel is dat je in Syrië ongeveer niets en niemand mag fotograferen. Een brug is al een militair object immers.

Je kunt heel erg makkelijk verdwalen in Syrië. Goede kaarten bestaan niet en als er al borden zijn, dan geven die vaak heel verrassende plaatsnamen. Soms een plaats die vijf kilometer verderop ligt en dan weer een stad honderden kilometers verderop. En vaak alleen in het Arabisch. Dus we moeten vaak de weg vragen. De kunst is dan om zowel de goede kant opgestuurd te worden, als ook om niet te vaak in een sociaal gebeuren terecht te komen. Een enkele keer drinken we wel een kopje koffie. We worden continu welkom geheten door de gewone mensen. Leuk!

De commerciële Syriër bestaat uit twee groepen. De gewone verkoper, zoals de saffraan verkopende winkelier op de foto, en degenen die in de toeristen business zitten. De winkeliers zijn in het algemeen aardig, behulpzaam en rekenen zo ongeveer de lokale prijs. Soms doen ze een poging om iets extra aan ons te verdienen, maar dat is hun goed recht. De toeristenjongens zijn een stuk lomper. Die proberen aan alles geld te verdienen. Als autobewaker, als gids, als WC-aanwijzer, enz. Afhankelijk van onze bui geven we wat geld (behalve aan kinderen, die moeten gewoon naar school, vinden wij), soms pepernoten of kruidnoten en soms alleen maar aandacht.

Militairen zijn ook overheidsdienaren, die in dit dictatoriale land een zichtbare taak hebben. Ze houden vooral ons in de gaten, hebben we het idee. Er gaat geen dag voorbij zonder een korter of langer contact met de militairen. Bij het gigabeeld van de vorige dictator (president noemen ze dat hier) Hafez al-Assad willen we even kijken. We worden meteen weggestuurd en hebben het idee dat er een lofzang op de oude Assad aan ons wordt verteld. Militairen komen we zeer ruim tegen in het grensgebied met Libanon. Al wandelend komen we langs een militaire checkpost en het blijkt dat ze precies weten waar onze auto staat en geven ons vrij dwingende aanwijzingen hoe we daarheen moeten lopen.

Sowieso hebben de Syriërs geen flauw benul van de lol van bergwandelen. De politie heeft ons al een keer ’s avonds laat opgehaald en naar het politiebureau gebracht. Vooral Cock had daar de pest over in, want we stonden op een heel mooi plekje op bijna 1800 meter hoog. De politie is uren bezig geweest – op best vriendelijke wijze – om ons zover te krijgen dat we meegingen. Uiteindelijk kregen we een politieman in de auto en gingen we in colonne naar het politiebureau. Hier werden de papieren gecontroleerd en kregen we de opdracht om de nacht voor het politiebureau door te brengen. De volgende ochtend zijn we weer teruggegaan naar ons mooie plekje en zijn daar gaan wandelen. Daarover later meer.

De Syrische vrouw komt niet in dit hoofdstuk voor. Daar hebben we dan ook niet zoveel contact mee. Het is heel duidelijk een mannenmaatschappij. Voor ons soms op het irritante af. Als Roelien bijvoorbeeld uit de auto stapt om de weg te vragen, dan krijgt Cock het antwoord. Toch in dit stukje een foto van een vrouw. Tijdens een bezoek aan een moskee in Aleppo.